De kerk
De oudste in de kerk aangetroffen sporen dateren uit het midden van de 13e eeuw. In het midden van de 14e eeuw, kort na 1342, werd de kerk ernstig beschadigd na een overstroming. In zijn glorietijd, rond 1500, was het een kerk van 40 á 45 meter lang met een toren aan de westkant van minstens 60 meter hoog. Het jaar 1699 is voor de kerk een rampjaar geworden. In dat jaar werd de kerk getroffen door een geweldig noodweer en werd grotendeels door brand verwoest. De kerk werd na deze rampspoed gedeeltelijk herbouwd. Later, rond 1728, werd een aanbouw aan de kerk geplaatst. Tevens werd aan de noordzijde een houten portaal gebouwd. De ramen aan de westzijde van de aanbouw zijn vermoedelijk na de plaatsing van het orgel in 1779 dichtgemetseld. Zo heeft de kerk zijn huidige vorm gekregen. Medio de 19e eeuw was de toestand van het kerkgebouw zodanig achteruit gegaan dat het niet meer mogelijk bleek om er diensten te houden. In 1859 werd een restauratie uitgevoerd. In 1886 liet Freule E.A.E. Fabricius van Heukelum, bewoonster van het Kasteel Heukelum, genaamd Merckenburg, de kerk intern opknappen. Halverwege de 20e eeuw bleek een grondige restauratie noodzakelijk. Er werd een restauratieplan opgesteld en in 1963 werd met de werkzaamheden begonnen. Hierbij werden de nodige archeologische vondsten gedaan. Ondermeer werd een mozaïk vloer ontdekt. Deze vloer is toen verwijderd en overgebracht naar het Rijksmuseum te Amsterdam. Op 26 mei 1966 kon het kerkgebouw weer officieel in gebruik worden genomen en sinds 17 oktober 1973 is het kerkgebouw opgenomen in het Rijksmonumentenregister. | ||
terug | ||